UITVOERENSTART en UITVOERENEIND

Nummer 241 Actief in
Vertaaltabel Vervallen
Omschrijving Kan op basis van een bepaalde voorwaarden een blok tekst wel of niet uitvoeren. Altijd in combinatie met afsluitende UITVOERENEIND.

Voldoet rubriek 2 aan de voorwaarden eis, dan wordt het blok scriptcommandos dat volgt wel uitgevoerd. Zo niet dan wordt het niet uitgevoerd. Blok met uit te voeren commando's wordt afgerond met UITVOERENEIND commando. Dus:
UITVOERENSTART|POTENTIEELRISICOVOL|                       ' Start het blok dat alleen wordt gedaan als aan de voorwaarde is voldaan

..... uit te voeren of niet uit te voeren scriptcommando's

UITVOERENEIND|POTENTIEELRISICOVOL|                         ' stopt het blok

...... normaal verder met scriptcommando's
Regel te valideren
R Omschrijving

2

Mag een index bevatten die aangeeft waaraan het project moet voldoen om het volgende blok met scriptcommandos uit te gaan voeren. Mogelijke waarden:
  1. POTENTIEELRISICOVOL: als er voor tenminste 1 van de bronnen aangegeven is dat het potentieel risicovol is;
  2. NIETPOTENTIEELRISICOVOL: als er geen bronnen zijn of er voor geen enkele bron aangegevens is dat het potentieel risicovol is;
  3. ASBESTHOUDEND: als er tenminste 1 bron is waarvoor aangegeven is dat het asbesthoudend is;
  4. NIETASBESTHOUDEND: als er geen enkele bron is of als er voor geen enkele bron is aangegeven dat het asbesthoudend is
  5. TECHNISCHEINSTALLATIE: als er tenminste 1 bron is die als technische installatie is aangegeven, dan worden de opvolgende scriptcommandos uitgevoerd tot UITVOERENEIND scriptcommando
  6. INDIENNIETASBESTHOUDENDAANWEZIG: als er tenminste 1 bron is die als niet asbesthoudend is aangegeven, dan worden de opvolgende scriptcommandos uitgevoerd tot UITVOERENEIND scriptcommando
  7. ANALYSECERTIFICATENBIJLAGE: als er WEL analysecertificaten voor de bijlage zijn aangegeven;
  8. GEENANALYSECERTIFICATENBIJLAGE: als er GEEN analysecertificaten voor de bijlage zijn aangegeven;
  9. SMARTDOCUMENTENBIJLAGE: als er WEL SMART certificaten voor de bijlage zijn aangegeven
  10. GEENSMARTDOCUMENTENBIJLAGE: als er GEEN SMART certificaten voor de bijlage zijn aangegeven;
  11. KADASTRALETEKENINGBIJLAGE: als er WEL kadastrale tekeningen voor de bijlage zijn aangegeven;
  12. GEENKADASTRALETEKENINGBIJLAGE: als er GEEN kadastrale tekening voor de bijlage zijn aangegeven;
  13. SITUATIESCHETSBIJLAGE: als er WEL situatieschetsen/tekeningen voor de bijlage zijn aangegeven; 
  14. GEENSITUATIESCHETSBIJLAGE: als als er GEEN situatieschets/tekeningen voor de bijlage zijn aangegeven;
  15. ISCOMPLEX: als het een inventarisatie van een complex betreft;
  16. GEENBRONNEN: code wordt alleen uitgevoerd als de inventarisatie géén bronnen bevat (wel of niet asbesthoudend);
  17. BRONNEN: code wordt alleen uitgevoerd als de inventarisatie wél bronnen bevat (wel of niet asbesthoudend);
  18. DOCUMENTISAANWEZIG: code wordt alleen uitgevoerd indien het document uit rubriek 3 aanwezig is in de centrale of persoonlijke configuratiemap;
  19. ISGEENCOMPLEX: als het een inventarisatie van een NIET complex betreft;
X
Voorbeeld

3

Indien rubriek 2 is een 18 of de waarde 'DOCUMENTISAANWEZIG'. Naam van het bestand dat aanwezig moet zijn om de daaropvolgende code uit te voeren.
Voorbeeld
Commando
Categorieen
Datums
Ruimten & Bronnen Opmaak