ProBIS Asbest Script Handleiding

Eigenaar Taal Status
Laurens Eykelkamp (Administrator) Nederlands Published

Handleiding voor gebruikt scriptfaciliteit

Asbest 2014 and GCS Server are software products designed and produced by Groome Computer Services B.V. The Neterlands. Use of this software is only permitted to holders of a valid license agreement for these products.

 

 

Versie: 3.1 (voor Asbest Rapportage 2014)
Datum: 23-01-2014
 

   Inhoudsopgave

  1 Inleiding
  1.1 Uitgangspunten
  2 Een aanpassing in script maken: hoe doe ik dat?
  3 Basis Scripthandelingen
  3.1 Welke bestanden zijn van belang?
  3.2 Hoe werkt het?
  3.3 Aangeven te gebruiken scriptbestand
  3.5 Het werken met het de MIRAS.DOT sjabloon
  3.4 Het werken met het WWNULRP0.8 bestand
  3.6 Werking van het scriptbestand
  3.6.1 Het creëren van een scriptbestand
  3.6.2 Wijzigen van een scriptbestand
  3.7 Het werken met het de Vertaaltabellen
  3.8 Nummering van foto's in de rapportage
  3.9 Opmaak tabel via macro uit MIRAS.DOT (of alternatief)
  4 Invoegen informatie uit Asbest Rapportage
  4.1 Invoegen van losse tekst
  4.1.1 Speciale tekens in scriptbestanden voor Word
  4.2 Uitlijnen van tekst
  4.3 Het accentueren van tekst
  4.4 Indelen van tekst
  4.5 Indelen van documenten
  4.6 Maken van eigen tabellen
  4.7 Specificeren van voetteksten
  4.8 Maken van een inhoudsopgave
  4.9 Creeren en gebruiken van eigen variabelen
  4.10 Het Macro-commando gebruiken
  4.11 Stukken script herhalen bij meervoudig te plaatsen documenten
  5 Scriptcommando's
  5.1 Commando's
  5.2 Snippets
  5.2.1 Revisietabel
  5.2.2 Tekst in bepaalde kleur presenteren
 
Dit document is bedoeld voor geregistreerde gebruikers van het bovenstaande product. De inhoud van dit document wordt u as-is aangeboden. Groome Computer Services is niet verantwoordenlijk voor het gebruik van de informatie uit dit document.

1 Inleiding


 

De scriptfaciliteit is een optie van Asbest Rapportage, dat het mogelijk maakt de opmaak van de door het programma geproduceerde documenten aan de bedrijfsspecifieke opmaakwensen aan te passen.

Zonder de scriptfaciliteit kan Asbest Rapportage alleen rapportages aanmaken in een standaard meegeleverde opmaak.

De scriptfaciliteit wordt door de meeste bedrijven gebruikt om met behulp van deze optie de rapportagevorm die men tot nu toe gebruikte in hoofdlijnen te handhaven. De optie is namelijk zodanig flexibel dat het een bestaande rapportagevorm in grote mate kan benaderen!

Deze handleiding beschrijft de werking van de scriptfaciliteit en geeft een duidelijke beeld hoe u zelf een scriptbestand kunt aanpassen of aanmaken op basis van uw eigen wensen. Mogelijkheden voor configuratie worden beschreven in de configuratiehandleiding: http://groomecs.nl/DOCU/ViewDocument.php?D_ID=&A_ID=49&D_ID=3#49

1.1 Uitgangspunten


  Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van ProBIS Asbest 2014 en gaat uit van het feit dat u de basiskennis heeft om de configuratie van de software en daarmee ook de scripts aan te passen. Als u niet beschikt over deze kennis, dan raden wij u aan om geen aanpassingen te doen omdat dit de continuiteit zou kunnen beinvoeden.

Neem indien nodig contact op  met Groome Computer Services.

2 Een aanpassing in script maken: hoe doe ik dat?


  Voordat in het volgende hoofdstuk uitgebreid wordt ingegaan op de werking van script, wordt in die hoofdstuk in een aantal punten aangegeven welke stappen u dient te doorlopen om een aanpassing in uw script door te voeren. In dit hoofdstuk worden dan ook een aantal praktijkvoorbeelden uitgewerkt
  1. Maak een document aan zodat u kunt zien wat het script in de bestaande situatie als document oplevert
  2. Bepaal welke wijziging u in het document wilt maken (bijvoorbeeld: ik wil in het bronblad niet meer een regel met 'Aanpak vervolg' getoond hebben)
  3. Open nu het project in Asbest Rapportage en kijk op het tabblad 'Projectidentificatie' naar welk 'Type rapportage' er is aangegeven (bijvoorbeeld 'Rapport type A script'). Onthoud deze term
  4. Ga nu met Windows Verkenner naar de '\Config centraal' map van uw installatie
  5. Zoek het bestand 'ASBESTTO.LST' op en open het in Kladblok door het te dubbelklikken
  6. In dit bestand zoekt u nu de regel op waarin de term van 'Type rapportage' als eerste deel (tot het | teken) aanwezig is. Bepaal het tweede deel van de regel en onthoud deze (bijvoorbeeld 'GCS Type A') als zijnde de filenaam van het scriptbestand
  7. Zoek nu in de '\Config centraal' map naar een bestand met deze filenaam inclusief de extensie .WW. Dit bestand is het scriptbestand dat u moet gaan veranderen
  8. Maak een kopie van het scriptbestand voordat u wijzigingen gaat doorvoeren
  9. Open het scriptbestand in Kladblok
  10. Kijk nu in het document zoals dat nu wordt geproduceerd. Bepaal in de buurt van de gewenste wijziging een tekst waarop u kunt zoeken in het scriptbestand
  11. In Kladblok klik CTRL-F (het zoekscherm verschijnt) en type de tekst waarop u wilt zoeken. Zie dat de cursor naar een locatie in het document springt
  12. Kijk nu of u op de plek bent die u verwacht, een tekst kan immers vaker voorkomen in het script. Druk zo nodig nogmaals op zoeken
  13. Scroll nu naar het juiste scriptcommando in het scriptbestand. Voor ons voorbeeld is dit het scriptcommando 'AANGETROFFENASBESTFOTOVARIANT1'
  14. Nu komt het aanpassen van het scriptcommando. Kijk in de lijst onder http://www.groomecs.net/DOCU/ListScriptCommands.php wat de mogelijkheden voor het scriptcommando zijn.
  15. Voer de aanpassingen door in het scriptcommando (1) en sla het scriptbestand op
  16. Genereer het document opnieuw en bekijk het resultaat.
  17. Voer eventueel wijzigingen door totdat het resultaat is bereikt dat u voor ogen staat
(1) Het wijzigen van het bronblad om de regel 'Aanpak vervolg' hieruit weg te laten vergt de volgende stappen:
  1. Bepaal in welke rubriek het aan en uitzetten van regels is geregeld. Dit is voor 'AANGETROFFENASBESTFOTOVARIANT1' rubriek 15
  2. Bepaal van deze rubriek welk karakter in de reeks van 0 en 1 bepaalt of de regel getoond moet worden of niet. Dit is voor ons voorbeeld karakter 29
  3. Verander nu de inhoud van rubriek 15 zodat de waarde van karakter 29 van 1 naar 0 veranderd. Fictief voorbeeld: verander van '00000000011111000000000000001001' naar '00001110110011011111000000000001'
  4. Bepaal in welke rubriek de volgorde van de regels in de tabel wordt aangegeven. Dit is voor 'AANGETROFFENASBESTFOTOVARIANT1' rubriek 22
  5. Verander nu de inhoud van rubriek 22 zodanig karakter '29' uit deze volgorde reeks verwijderd wordt. Fictief voorbeeld: verander van '10#13#14#29#32#11#12' naar '10#13#14#32#11#12'
  6. Vervolg de punten zoals hierboven beschreven en zie dat de regel niet meer in de tabel getoond wordt!

In bedrijfsspecifieke situaties kan het zijn dat via de macro die wordt uitgevoerd op een tabel rekening wordt gehouden met het aantal regels in een tabel. Dit is vooral van toepassing als het om het bronbladen scriptcommando gaat. U zult dit in uw eigen situatie moeten bekijken. De macro die wordt gebruikt voor de opmaak van de tabel is te vinden in een van de rubrieken van het scriptcommando. Voor het scriptcommando AANGETROFFENASBESTFOTOVARIANT1 dat hierboven als voorbeeld is genoemd is dit rubriek 18. De macro is dan te vinden in MIRAS.DOT sjabloon in de centrale configuratiemap.XX

3 Basis Scripthandelingen


 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de scriptfaciliteit. Het behandelt alle basisfuncties die de gebruiker nodig heeft.

3.1 Welke bestanden zijn van belang?


 

Voor het werken met script zijn in de basis de volgende bestanden van belang. Deze bestanden kunnen allemaal gevonden worden in de (centrale) configuratiemap van de installatie:

  • Asbestto.lst: in dit bestand wordt er een koppeling gelegd tussen het type rapportage dat gekozen kan worden in Asbest Rapportage en het scriptbestand dat dan wordt gebruikt om het rapport uiteindelijk aan te maken
  • WWNULRP0.8 voor logo's opmaak koppen en opmaak inhoudsopgave
  • MIRAS.DOT met verschillende macros oa opmaakt van tabellen
  • Scriptbestanden waarin de definitie van het op te maken rapport is gedefinieerd. Hiernaar wordt vanuit Asbestto.lst verwezen
  • Vertaaltabel waarin verschillende teksten van rapportages naar eigen wens aangepast kunnen worden

Welk scriptbestand, WWNUL bestand en .DOT bestand gebruiken?

Welk scriptbestand gebruikt wordt is vastgelegd in ASBESTTO.LST uit de \Config centraal folder. De keuzes uit dit bestand worden gepresenteerd in het veld '' van Asbest Rapportage. Afhankelijk van het gekozen type rapportage weet het programma welk scriptbestand te gebruiken:




                   



De bestanden die hierboven zijn aangegeven zijn de standaardbestanden. Het is namelijk mogelijk om via Asbestto.lst


3.2 Hoe werkt het?


 

Op het moment dat in Asbest Rapportage op de button 'Rapporteren' wordt geklikt, worden de volgende stappen uitgevoerd:

Afhankelijk van het gekozen 'Type rapportage' wordt in ASBESTTO.LST gezocht naar het scriptbestand dat gebruikt moet worden (zie 3.3 voor toelichting)

Nu wordt er van het bestand WWNULRP0.8 uit de configuratiemap een kopie gemaakt naar een document met de naam {projectcode}.doc. Het wordt dus een leeg Word document met de naam van het project.

De kopie {projectcode}.doc wordt nu in Word geopend om het rapport in te gaan genereren. Belangrijk daarbij is dat tijdens het genereren op verschillende momenten macro's aangeroepen kunnen worden. Deze macro's moeten gedefinieerd zijn in de gekoppelde sjabloon MIRAS.DOT.

Het programma doorloopt nu het scriptbestand regel voor regel. Elke regel bestaat uit het scriptcommando en 1 of meer aanvullende rubrieken. Een scriptregel kan er als volgt uitzien:

            TEKST|Deze tekst plaatsten|

Het eerste deel is het scriptcommando (dus TEKST). Dit scriptcommando heeft 1 aanvullende rubriek en dat is de tekst die in het document gezet moete worden. De werking van het scriptcommando kan worden opgezocht in de lijst die als bijlage bij dit document zit. TEKST zal de informatie uit rubriek 2 direct in Word laten verschijnen. Deze scriptregel zorgt er dus voor dat de tekst 'Deze tekst plaatsen' in het Word document verschijnt op de positie van de cursor.

3.3 Aangeven te gebruiken scriptbestand


  Asbest Rapportage gebruikt een bestand genaamd ASBESTTO.LST om de koppeling te leggen tussen het type rapportage dat voor een project gekozen kan worden en het scriptbestand dat uiteindelijk gebruikt moet worden voor het aanmaken van het rapport. Via AsbestTO.LST kan ook een prefix voor de bestandsnaam aangegeven worden en kan bepaald worden voor welk type inventarisatie een script bruikbaar is.

Het kiezen van het type rapportage en dus de te gebruiken script gebeurt in onderstaand weergegeven scherm:
                   

Deze keuze 'Rapport Asbestinventarisatie Type A' is terug te vinden in het bestand ASBESTTO.LST en is daar gekoppeld aan een scriptbestand.


ASBESTTO.LST is te wijzigen door het bestand te openen in Windows Notepad en de regels aan te passen of toe te voegen conform de hieronder beschreven syntax.

Uiteraard kunnen regels uit het bestand verwijderd worden.

Het bestand kan er als volgt uitzien:

De syntax van iedere regel van ASBESTTO.LST ziet er dan als volgt uit:

            |

, waarin

 

 

is de tekst met de naam van het type rapportage. Deze tekst verschijnt in het veld 'Type rapportage' in het scherm 'Type rapportage en gegevens inventarisatie' van Asbest Rapportage

 

 

is de naam van het scriptbestand dat gebruikt moet worden voor het aanmaken van het rapport voor deze 'Type rapportage' (zonder extensie). De naam moet aangevuld worden met de extensie .WW om het juiste bestand te vinden

Voorbeelden n.a.v. voorbeeld in de afbeelding:

De regel:             Rapport Asbestinventarisatie Type A|ScriptTypeA
impliceert dat er voor het type rapportage 'Rapport Asbestinventarisatie Type A' het scriptbestand ScriptTypeA .WW gebruikt moet worden om de rapporten aan te maken.

3.5 Het werken met het de MIRAS.DOT sjabloon


 

3.4 Het werken met het WWNULRP0.8 bestand


 

Het bestand WWNULRP0.8 wordt door de scriptfaciliteit gebruikt als basis voor een document waarin het rapport wordt aangemaakt. Het is een Word document (met wel een andere extensie) die als basis wordt gebruikt voor het genereren van de documenten. Bij het starten van het genereren maakt de rapportmodule een .DOC bestand voor het project aan door een kopie van WWNULRP0.8 te maken. Vervolgens wordt deze geopend om het document in aan te maken. U kunt het bestand vinden in de centrale configuratiemap van de ProBIS installatie.

Het WWNULRP0.8 bestand bevat de opmaak van de inhoudsopgave, koppen en secties. Verder kunnen paginamarges hierin worden aangegeven. In het algemeen worden ook de logo's en afbeeldingen op de pagina's opgenomen in het bestand. Als u het bestand wilt aanpassen, maak dan eerst een backup kopie van het bestand aan. Open het document vervolgens in Word en wijzig bijvoorbeeld de logo's.  Sla het bestand op en genereer een rapport genereren vanuit ProBIS Rapportage. Indien nodig dan nog wat aanpassingen doen om het gewenste eindresultaat te krijgen.

3.6 Werking van het scriptbestand


 

In deze sectie wordt het werken met een scriptbestand nader toegelicht.

Scriptbestanden zijn tekstbestanden gecodeerd in ASCII en bevatten een 'programma' ofwel een regel-voor-regel opsomming van scriptcommando's.

Bij het aanmaken van een export met gebruikmaking van een scriptbestand loopt Asbest Rapportage het scriptbestand regel-voor-regel door. Elke regel wordt bekeken en gesplitst in het scriptcommando en eventuele extra rubrieken die het scriptcommando verder instellen.      scriptcommando|rubriek 2 (optioneel)|rubriek 3 (optioneel|…….. Elk scriptcommando en elke extra rubriek eindigt met een pipe-teken ofwel '|'. Asbest Rapportage bekijkt welke functie het scriptcommando heeft en voert de functie uit (zie hiervoor de overzichtslijst in de bijlage) met in achtneming van de instellingen van de extra rubrieken. Na afronding van de actie wordt de volgende regel ingelezen en uitgevoerd.

Met betrekking tot de algemene structuur zijn zodoende de volgende punten te noemen:

  • Elk commando komt op één afzonderlijke regel te staan - meerdere commando's op één regel en het splitsen van een commando over meerdere regels is niet toegestaan.
  • Om de leesbaarheid voor een menselijk oog van een scriptbestand te bevorderen bent u vrij om blanco regels tussen de teksten in te voegen.
  • U mag 'on-line' commentaar toevoegen (Remarks) in de vorm van regels met (') als eerste teken. De rest van een dergelijke regel kan dan commentaar bevatten over de handelingen die plaats gaan vinden, aangezien dit door Asbest Rapportage genegeerd zal worden.
  • Een commandoregel bestaat uit minimaal een naam van een scriptcommando die de uit te voeren opdracht aangeeft. Sommige commando's hebben één of meerdere extra rubrieken die aanvullende informatie omtrent de opmaak en dergelijke verschaffen. De naam van het scripcommando en iedere parameter staat in zijn eigen rubriek en de rubrieken eindigen met '|'-tekens.
  • Een voorbeelden van het standaard meegeleverde scriptbestand is te vinden in bijlage 2 van deze handleiding.

3.6.1 Het creëren van een scriptbestand


 

Scriptbestanden kunnen worden gecreëerd en aangepast door uw beheerder van Asbest Rapportage met behulp van een teksteditor zoals EDIT (voor DOS) en of NOTEPAD (voor Windows). De benodigde bestanden voor de scriptfaciliteit worden bewaard in de configuratiedirectory van Asbest Rapportage.

De volgende actiepunten geven globaal het aanmaken van een scriptbestand weer:

  • Bepaal voor welke export faciliteit u een scriptbestand wilt aanmaken. Voor Word voor Windows dient u de scriptbestanden met de extensie .WW te gebruiken, voor het scherm, de printer en tekstbestand de scriptbestanden met de extensie .IN.
  • Kies een bestaand scriptbestand dat in hoofdlijnen al dat gene produceert dat u voor de nieuw te definiëren opmaak wenst. Copieer het bestaande bestand onder een andere naam met de juiste extensie (bijvoorbeeld TEST.WW), dit is nu het nieuwe scriptbestand.
  • Voeg een nieuw type rapportage toe aan ASBESTTO.LST. Open hiervoor het LST-bestand in Windows Notepad, voeg een regel toe en type in deze regel (a) de term die het type onderzoek beschrijft, (b) een pipe-teken (|) en (c) de naam van het te gebruiken scriptbestand zonder extensie. Voorbeeld:      Dit is een type rapportage voor testdoeleinden|TEST Dit type rapportage is nu in de keuzelijst beschikbaar.
  • Open het nieuwe scriptbestand TEST.WW in Windows Notepad en voer de benodigde wijzigingen in het bestand door.
  • Sla het bestand op en verlaat Notepad
  • Start Asbest Rapportage en open een project. Verander in het scherm 'Type rapportage en gegevens inventarisatie' het type rapportage in de term voor het nieuwe onderzoek, dus in het voorbeeld in 'Dit is een type rapportage voor testdoeleinden'. Genereer een export en bestudeer het resultaat.
  • Voer wijzigingen door in het scriptbestand en probeer opnieuw
Afbeelding 2 - scriptbestand geopend in Notepad

3.6.2 Wijzigen van een scriptbestand


 

Het wijzigen van een scriptbestand verloopt in hoofdlijnen conform het aanmaken van een scriptbestand zoals dit in de vorige paragraaf is beschreven.

Voor het wijzigen van een scriptbestand bekijkt u in ASBESTTO.LST welk scriptbestand wordt gebruikt voor de te wijzigen opmaak. Vervolgens opent u het scriptbestand met de juiste extensie en voert de nodige wijzigingen door in het scriptbestand. Na opslaan en afsluiten kunt u het resultaat testen door een rapport te genereren, het resultaat van de wijzigingen te bekijken en opnieuw eventuele wijzigingen door te voeren.

3.7 Het werken met het de Vertaaltabellen


 

3.8 Nummering van foto's in de rapportage


  In de rapportages worden in verschillende tabellen de volgnummers van foto's gepresenteerd. Ook wordt dit volgnummer bij de gepresenteerde foto's weergegeven. In deze sectie wordt beschreven hoe deze volgnummers worden bepaald en hoe u daar invloed op uit kunt oefenen.

Op het moment dat er vanuit Asbest Rapportage een rapport aangemaakt gaat worden, worden alle beschikbare foto's voorzien van een relevant volgnummer. De volgnummers worden dan netjes per ruimte en bron bepaald en toegewezen. Aangezien elke klant de foto's op een andere manier gebruikt en terug laat komen in de rapportages, is het niet voldoende om de nummering toe te passen in de volgorde 'Project-Ruimte-Bronnen' omdat de nummering dan als 'vreemd' wordt ervaren in de uiteindelijke rapportage. Asbest rapportage kent daarom een setting in 'ASBESTRP.INI' waarmee de methode van het toekennen van volgnummers aan de foto is aan te passen aan de situatie zoals binnen het bedrijf in de rapportage van toepassing is.

Het betreft de volgende instelling in ASBESTRP.INI:
         [General]
         FotosSorterenVooraf=1

U kunt deze aanpassing uitsluitend direct in het configuratiebestand doorvoeren! 

De mogelijke waarden achter FotosSorterenVooraf kunnen zijn:
  1. wijs volgnummers toe volgens de volgorde Bronnen-Project-Ruimte. Dit houdt dus in dat eerst alle bronnen worden doorlopen en elke foto een opvolgend nummer krijgt (b.v. 1-12). Vervolgens worden de foto's van de projecten genummerd aansluitend op de nummers van de bronnen (b.v. 13-16) en tenslotte worden alle ruimten doorlopen en krijgt elke foto een opvolgend nummer (b.v. 17-22). Dit is de default waarde
  2. wijs volgnummers toe volgens de volgorde Bronnen-Ruimte-Project
  3. wijs volgnummers toe volgens de volgorde Project-Ruimte-Bronnen
  4. wijs volgnummers toe volgens de volgorde Ruimte-Bronnen-Project
  5. wijs volgnummers toe volgens de volgorde Project-{Ruimte/Bronnen}. Dit houdt in dat eerst alle projectfoto's een volgnummer krijgen (b.v. 1-4). Vervolgens krijgen de foto's van de eerste Ruimte een volgnummer (b.v. 5-6) en dan een voor een de foto's van de bronnen die onder deze ruimte vallen (b.v. 7-9 voor bron 1, 10 voor bron 2 en 11-13 voor bron 3). Daarna worden de tweede en volgende ruimtes met hunnen bronnen voorzien van een volgnummer
  6. wijs volgnummers toe volgens de volgorde {Ruimte/Bronnen}-Project. Gelijk aan 5, maar nu worden de projectfoto's pas als laatste voorzien van een volgnummer ipv aan het begin.

3.9 Opmaak tabel via macro uit MIRAS.DOT (of alternatief)


 

U dient er rekening mee te houden dat voor scriptcommando's die één of meer tabellen produceren (bijvoorbeeld AANGETROFFENASBESTTABEL1), er altijd een rubriek is waarmee een macro uit MIRAS.DOT (of alternatief) gestart kan worden om de opmaak van de tabel te bepalen.

Hoe werk dit? Ga er van uit dat een tabel altijd rechthoekig is met een aantal kolommen en een aantal regels. Het aantal kolommen is in te stellen via een rubriek in het scriptcommando. Het aantal regels is afhankelijk van de hoeveelheid informatie die te plaatsen is. Een tabel wordt eerst helemaal gevuld met de informatie, het heeft dan nog géén opmaak! Als de cursor in de laatste cel van de tabel staat wordt dan de gekoppelde macro uit MIRAS.DOT (of alternatief) uitgevoerd. Deze maakt dan de tabel naar wens op, waarbij de opmaak maar ook bijvoorbeeld de kopteksten nog aangepast kunnen worden.

Het beste kunt u de tabel laten genereren zonder opmaak. Vervolgens kiest u dan in Word voor het opnemen van een macro en speelt dan de instelling van de tabel gewoon na. Deze macro kunt u vervolgens aan MIRAS.DOT (of alternatief toevoegen) en een verwijzing opnemen in het scriptcommando.

4 Invoegen informatie uit Asbest Rapportage


 

Bij het aanmaken van een project in Asbest Rapportage voert u informatie in en verzamelt u uit verschillende bronnen informatie die relevant is voor een project, zoals:

  • project-onafhankelijke informatie over het eigen bedrijf en de auteur,
  • ingetypte informatie over het project,
  • analyseresultaten vanuit een externe informatiesysteem,
  • afbeeldingen van de situatie op de locatie en foto's.

De verzameling van al deze informatie kan beschouwd als de Asbest Rapportage database. Alle informatie uit de Asbest Rapportage database is door middel van de scriptfaciliteit beschikbaar voor toevoeging in de documenten die Asbest Rapportage produceert.

Bij elkaar telt Asbest Rapportage meer dan 50 informatiecomponenten die gerapporteerd kunnen worden. Voor elke informatiecomponent is een scriptcommando beschikbaar die opgenomen kan worden in de scriptbestanden. Ze kunnen onderverdeeld worden in verschillende categorieën:

  • Tabellen, of verzamelingen van gerelateerde tabellen - een tabel met informatie wordt door de scriptfaciliteit van Asbest Rapportage benoemd met één naam (= naam van het scripcommando) die meestal, maar niet altijd, eindigt met de letters TABEL. In sommige gevallen kan één naam resulteren in meerder gerelateerde tabellen bijv. RESULTATENANALYSETABEL. Een kenmerk van een tabel is dat, in het algemeen, de informatie daarin niet afzonderlijk te gebruiken is - het wordt alleen beschikbaar gesteld als deel van de tabel. N.B. U dient dit soort tabel niet te verwarren met de mogelijkheid van de scriptfaciliteit om eigen tabellen samen te stellen, zoals beschreven in een volgende sectie waarin de commando's ook eindigen met TABEL.
  • Blokken tekst - een aantal scriptcommando's produceren blokken tekst van onbepaalde vorm. In sommige gevallen kunnen dit een volledige alinea's zijn, maar in andere gevallen slechts een enkel woord. Dergelijke scriptcommando's worden vaak gebruikt om informatie weer te geven die is ingevoerd in tekstvelden binnen Asbest Rapportage. De gebruiker is hierin vrij om de vorm zelf te bepalen. Voorbeeld: LOCATIE.
  • Zinnen - sommige scriptcommando's produceren complete zinnen met informatie, die beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt ('.'). De namen van deze commando's eindigen meestal met de letters ZIN. Voorbeeld: OPPERVLAKTEZIN.
  • Delen van zinnen - de meeste scriptcommando's genereren tekst dat niet een zelfstandige zin vormt. In vele gevallen zal de scriptgebruiker het scriptcommando TEKST gebruiken om dergelijke teksten te combineren tot een zin. Een voorbeeld van een dergelijk commando is AUTEUR, dat de naam van de auteur weergeeft. Soms hebben dit soort commando's een bijzondere functie, bijvoorbeeld AANHEF, dat de tekst 'Geachte .......,' invoegt.
  • Optionele informatie - er zijn een aantal commando's die, afhankelijk van de optie die in Asbest Rapportage is geselecteerd, of informatie van Asbest Rapportage genereren of een aantal blanco genummerde pagina's open laten om later eigen informatie in te voegen. In Asbest Rapportage zelf, worden die informatie-eenheden in verband gebracht met de bijlagen maar de scriptgebruiker is vrij om ze overal in rapporten te plaatsen. Voorbeeld: SITUATIESCHETS.

Een korte omschrijving van alle commando's vindt u in bijlage 1. Om een goed inzicht te krijgen in het gebruik wordt u aangeraden om de weergave van het script in bijlage 2 te raadplegen die het gebruik van alle commando's laten zien voor het produceren van de standaardopmaak die wordt meegeleverd met Rapportage.

Het script zal dus voor een groot deel bestaan uit de hierboven gekarakteriseerde scriptcommando's die direct informatie uit de database van Asbest Rapportage in de documenten plaatst. Daarnaast zijn er scriptcommando's die de opmaak nader bepalen. Deze scriptcommando's worden in de volgende paragrafen nader behandeld.

4.1 Invoegen van losse tekst


 

Om een vloeiend document te maken moeten de losse Asbest Rapportage informatiecomponenten verbonden worden met eigen tekst. U gebruikt hiervoor het scriptcommando TEKST, die daardoor het meest gebruikte scriptcommando zal zijn.

HOOFDSTUK|Omschrijving opgedragen werkzaamheden|

TEKST|In opdracht van |

OPDRACHTGEVER|

TEKST| is door |

MIJNBEDRIJF|

TEKST| een asbestinventarisatie uitgevoerd op de locatie |

In de afbeelding is een aantal voorbeelden te zien van het scriptcommando TEKST. Het scriptcommando verbindt in dit voorbeeld de naam van de opdrachtgever met de naam van het bedrijf tot een volledige zin.

U geeft de tekst die u wilt invoegen aan in rubriek 2. Deze tekst is onderworpen aan het uitlijnen en accentueren van tekst zoals aangegeven in een volgende paragraaf.

Bepaalde tekens hebben een speciale betekenis in rubriek 2. Om onverwachte of ongewenste resultaten te voorkomen wordt u verzocht met het volgende rekening te houden:

4.1.1 Speciale tekens in scriptbestanden voor Word


 

Bij het gebruik van Word for Windows voor het genereren van de uiteindelijke documenten, gelden een aantal regels voor het gebruik van een aantal bijzondere karakters. Houdt hier rekening mee om problemen bij het genereren van de rapportages te voorkomen.

  • Gebruik de tekens '%', '+', '^', '{' en '}' niet als gewone tekens in de tekst. Ze zijn alleen bedoeld zoals hieronder beschreven.
  • De volgende tekens worden normaliter niet als zodanig geprint maar hebben de volgende betekenissen:
    '#'              genereert een nieuwe regel maar blijft in dezelfde alinea
    '`'               zet 'superscript' mode aan en uit
    '\'               wordt vertaald in '%'
    '|'               wordt vertaald in '+'
    '$'              wordt vertaald in '\'
    'Enter ¿'    geeft het einde van een alinea aan
  • De tekens '#', '`', '\', '|' en '$' kunnen worden geproduceerd door ze tussen 'accolades' te plaatsen, d.w.z.:
    {#}wordt vertaald in '#'
    {`}              wordt vertaald in ','
    {\}              wordt vertaald in '\'
    {|}              wordt vertaald in '|'
    {$}wordt vertaald in '$'

    Ook kunnen '%', '+' en '^' op deze manier geproduceerd worden d.w.z.:
    {%}            wordt vertaald in '%'
    {+}wordt vertaald in '+'
    {^}             wordt vertaald in '^'
  • De tekens '{' en '}' moeten gebruikt worden in paren zoals hierboven vermeld. Als dit niet gedaan wordt, worden ze genegeerd.

4.2 Uitlijnen van tekst


 

De commando's CENTREREN, RECHTSUITLIJNEN en LINKSUITLIJNEN zorgen dat, tot nader bericht, tekst gecentreerd, rechts of links uitgelijnd weergegeven wordt.

ALINEA|

CENTREREN|

TEKST|INVENTARISATIE ASBEST|

ALINEA|

LOCATIE|

TEKST| |

PLAATSNAAM|

ALINEA|

LINKSUITLIJNEN|

ALINEA|

Afbeelding 4 - Gebruik van scriptcommando's voor uitlijning

In het voorbeeld wordt het centreren aangezet waarna de titel van het rapport met locatie en plaatsnaam geplaatst worden. Vervolgens wordt het centreren uitgezet door het commando LINKSUITLIJNEN.

N.B. als een scriptbestand gebruikt wordt voor de export naar scherm dan hebben CENTREREN en LINKSUITLIJNEN slechts betrekking op tekst gegenereerd door het scriptcommando TEKST

4.3 Het accentueren van tekst


 

De scriptcommando's CURSIEF en VET zetten de cursief- en vet-modus van de tekstverwerker aan en bij een volgend voorkomen weer uit.

ALINEA|

CENTREREN|

VET|

CURSIEF|

TEKST|INVENTARISATIE ASBEST|

ALINEA|

VET|

CURSIEF|

LOCATIE|

Afbeelding 5 - Gebruik van scriptcommando's voor accentueren van tekst

In het voorbeeld wordt eerst zowel vet als cursief aangezet. Vervolgens wordt de tekst voor de titel geplaatst en wordt vet en cursief weer uitgezet.

4.4 Indelen van tekst


 

De scriptcommando's REGEL, ALINEA en PAGINA beïnvloeden de indeling van tekst in een document als volgt:

REGEL

begint een nieuwe regel in dezelfde alinea

ALINEA

begint een nieuwe alinea

PAGINA

begint een nieuwe pagina

4.5 Indelen van documenten


 

De scriptcommando's HOOFDSTUK, SECTIE, SUBSECTIE en BIJLAGE bieden u de mogelijkheid om uw document in te delen in herkenbare segmenten. Met uitzondering van SUBSECTIE worden de titels van alle kopjes die op deze manier worden gegenereerd automatisch toegevoegd in een inhoudsopgave (zie verder).

Hieronder vindt u informatie over het gebruik van deze commando's:

  • Het scriptcommando HOOFDSTUK genereert een nieuwe hoofdstuk, het hoogste niveau van indeling. Een hoofdstuknummer wordt automatisch gegenereerd, beginnend met '1'. De tweede rubriek bevat de titel van het hoofdstuk. Omdat secties op een lager niveau staan dan hoofdstukken, wordt het nummer van de eerste eventueel volgende sectie op '1' gezet. De opmaak van een hoofdstuk in Word voor Windows wordt bepaald door het opmaakprofiel Kop1 van Word.
    Voorbeeld:
          HOOFDSTUK|INLEIDING|
    creëert een nieuwe hoofdstuk 'n INLEIDING', waar n is 1, 2, 3, .......etc. (bijv., '1 INLEIDING').
    Het hoofdstuk wordt automatisch toegevoegd aan de inhoudsopgave, die geproduceerd wordt m.b.v. het scriptcommando INHOUD (zie verder).
  • Het scriptcommando SECTIE genereert een nieuwe sectie binnen een hoofdstuk. Een sectienummer wordt automatisch gegenereerd, waarbij de eerste sectie in een hoofdstuk '1' is. De tweede rubriek bevat de titel van de sectie. De opmaak van een sectie wordt bepaald door het opmaakprofiel Kop2 van Word.
    Voorbeeld:
          SECTIE|Huidige en historische situatie|
    creëert een nieuwe sectie 'n.m INLEIDING', waar n het nummer is van het huidige hoofdstuk, en m 1, 2, 3, .......etc. (bijv. '2.1 Algemene gegevens').
    Een sectie wordt automatisch toegevoegd aan de inhoudsopgave, die wordt geproduceerd m.b.v. het scriptcommando INHOUD (zie verder).
  • Het scriptcommando SUBSECTIE genereert een nieuwe sub-sectie. Sub-secties hebben geen nummers en worden niet toegevoegd aan de inhoudsopgave. Wel kennen ze een speciale opmaak. De tweede rubriek bevat de titel van de sub-sectie. De opmaak van een sectie wordt bepaald door het opmaakprofiel Kop3 van Word.
    Voorbeeld:
          SUBSECTIE|Gebruik van de locatie:|
    creëert een nieuwe sub-sectie 'Gebruik van de locatie:'.
  • Het scriptcommando BIJLAGE genereert een nieuwe bijlage, op een zelfde niveau als een hoofdstuk. Een bijlagennummer wordt automatisch gegenereerd, beginnende met '1'. De tweede rubriek bevat tekst die vóór het bijlagennummer wordt toegevoegd zoals 'Bijlage' of 'Appendix'. Rubriek 3 bevat de titel van de bijlage die wordt toegevoegd na het bijlagennummer.
    Voorbeeld:
          BIJLAGE|Bijlage|Ligging onderzoekslocatie|
    creëert een nieuwe bijlage 'Bijlage n Ligging onderzoekslocatie', waar n is 1, 2, 3, .......etc. (bijv., 'Bijlage 1 Ligging onderzoekslocatie').
    De bijlage wordt automatisch toegevoegd aan de inhoudsopgave, die geproduceerd wordt m.b.v. het scriptcommando INHOUD (zie verder).

4.6 Maken van eigen tabellen


 

Het kan voorkomen dat men tekst in tabelvorm wil presenteren. Om dit te bewerkstelligen, maakt u gebruik van de scriptcommando's TABEL, TABELKOLOMBREEDTE, VOLGENDECEL, COMPRESSTABEL en EINDETABEL:

  • Het scriptcommando TABEL start een nieuwe tabel. De tweede en derde rubriek bevatten respectievelijk het aantal rijen en het aantal kolommen in de tabel. Het invoegpunt wordt geplaatst in rij 1 van kolom 1.
  • Het scriptcommando TABELKOLOMBREEDTE stelt de breedte van de kolom in, waarin het invoegpunt zich op dat moment bevindt. De tweede rubriek bevat een waarde in centimeters voor de gewenste kolombreedte. De default kolombreedte is de breedte van de pagina gedeeld door het aantal kolommen. N.B. Als de interne rapportgenerator wordt gebruikt, wordt de kolom breedte afgerond naar een meervoud van de letterbreedte.
  • Het scriptcommando VOLGENDECEL verplaatst het invoegpunt naar de volgende cel en naar rechts. Als het invoegpunt zich in de laatste kolom van een rij bevindt, dan wordt het verplaatst naar de eerste kolom van de volgende rij. Het is toegestaan om meer werkelijke rijen te plaatsen in een tabel dan wordt aangegeven in het TABEL-commando.
  • Het scriptcommando COMPRESSTABEL stelt de paragraafwaarden voor en na in tabellen in Word voor Windows kleiner in waardoor een compacter geheel ontstaat.
  • Het scriptcommando EINDETABEL sluit een tabel af en plaatst het invoegpunt aan het begin van de volgende regel. Als er minder rijen gegenereerd zijn dan in het TABEL-commando aangegeven werd dan wordt het tekort aangevuld met blanco rijen.

Als het invoegpunt zich in een tabel bevindt dan kunt u elk scriptcommando dat eenvoudige tekst genereert gebruiken (zoals TEKST) om de inhoud van de cel te bepalen. Houdt u rekening met de beperking dat cellen van de gegeneerde tabellen door de interne rapportgenerator worden beperkt tot één regel.

Voorbeeld:

TABEL|2|2|
TABELKOLOMBREEDTE|2|
TEKST|Datum:|
VOLGENDECEL|
TABELKOLOMBREEDTE|14|
DATUMVANDAAG|
VOLGENDECEL|
TEKST|Betreft:|
VOLGENDECEL|
TEKST|Bodemonderzoek |
LOCATIE|
TEKST| te |
PLAATSNAAM|
EINDETABEL|

Afbeelding 6 - Gebruik van scriptcommando's voor tabellen

In het voorbeeld wordt een tabel met 2 regels en 2 kolommen aangemaakt. De eerste kolom wordt op 2 centimeter breedte ingesteld, de tweede kolom op 14 centimeter. De cellen worden voornamelijk gevuld met behulp van het TEKST commando.

4.7 Specificeren van voetteksten


 

Voetteksten zijn teksten die onder aan iedere pagina van een rapport komt te staan.

Met de scriptfaciliteit kunt u verschillende voetteksten laten opnemen voor pagina 1 en voor de overige pagina's in de te genereren documenten. Normaliter bestaat de Asbest Rapportage-voettekst uit een horizontale streep met daaronder een rapportnummer (links uitgelijnd) en een paginanummer (rechts uitgelijnd). Met de scriptcommando's FOOTER1A, FOOTER1B, FOOTER2A en FOOTER2B kunt u zelf bepalen welke tekst u wenst in plaats van het rapportnummer.

U gebruikt deze scriptcommando's als volgt:

  • U plaatst het scriptcommando FOOTER1A aan het begin van de commando's die de output genereren voor pagina 1.
  • Na het scriptcommando FOOTER1A, codeert u de commando's (zoals TEKST) die de tekst genereren voor de voettekst van pagina 1. U dient te zorgen dat slechts eenvoudig tekst ingevoerd wordt (dus geen expliciete of impliciete tabellen).
  • U sluit de behandeling van de voettekst voor pagina 1 af door gebruik te maken van het FOOTER1B-commando.
  • U plaatst het scriptcommando FOOTER2A aan het begin van de commando's die de output genereren voor pagina 2.
  • Na het FOOTER2A-commando, codeert u de commando's (zoals TEKST) die de tekst genereren voor de voettekst van pagina 2 en volgende pagina's. U dient te zorgen dat slechts eenvoudige tekst ingevoerd wordt (dus geen expliciete of impliciete tabellen).
  • U sluit de behandeling van de voettekst voor pagina 2 en volgende pagina's af door gebruik te maken van het FOOTER2B-commando.

Voorbeeld:

FOOTER1A|

TEKST|Rapportnummer |

PROJECTNUMMER|

FOOTER1B|

Afbeelding 7 - Gebruik van scriptcommando's voor wijzigen voetteksten

De scriptregels geven een voorbeeld waarmee de voettekst voor pagina 1 wordt geopend, er een tekst wordt geplaatst en vervolgens gesloten.

4.8 Maken van een inhoudsopgave


 

U gebruikt het scriptcommando's INHOUD om een inhoudsopgave te creëren op de aangegeven plaats in het document. Als u gebruik maakt van Word for Windows dan worden de regels van deze inhoudsopgave ook automatisch voorzien van de desbetreffende paginanummers

4.9 Creeren en gebruiken van eigen variabelen


 

Hoewel Asbest Rapportage een uitgebreid repertoire heeft van te rapporteren informatie, kan het voorkomen dat u een bedrijfsspecifieke informatie-eenheid automatisch wenst te rapporteren in de te genereren documenten.

Als deze informatie hetzelfde is voor elk rapport dan kunt u volstaan door het vast te leggen met een TEKST-commando in het scriptbestand.

Wilt u echter dat deze informatie voor elk rapport anders moet kunnen zijn, dan biedt de scriptfaciliteit u de mogelijkheid om aan het begin van het rapport een zelf te formuleren vraag te laten stellen. Naar aanleiding van deze vraag kan de gebruiker een hoeveelheid informatie invoeren, die vervolgens in het rapport, eventueel op meer dan één plaats, weergegeven zal worden.

Deze faciliteit wordt beschikbaar gemaakt door de scriptcommando's INPUTBOX en VARIABELE in combinatie te gebruiken:

  • Het scriptcommando INPUTBOX wordt gebruikt om een variabele en een vraag voor het invoerscherm te definiëren. Rubriek 2 bevat de tekst van de vraag die aan de gebruiker wordt gesteld en rubriek 3 bevat een unieke, geschikte naam voor de variabele. Wanneer Asbest Rapportage bij het aanmaken van een rapport het scriptcommando INPUTBOX voor een nieuwe variabele in het scriptbestand aantreft, dan verschijnt een leeg scherm met de vraag die is gedefinieerd in rubriek 2 ('Geef rekeningcode'). U heeft de mogelijkheid om in dit scherm de informatie behorende bij de vraag in te voeren, deze informatie wordt toegewezen aan de variabelennaam die u heeft gedefinieerd in rubriek 3 (REKCODE).

    De waarde wordt bewaard tussen verschillende sessies en wordt zodoende automatisch gebruikt in vervolgsessies; u wordt niet gevraagd opnieuw een waarde aan te geven.

    Om de waarde van een reeds bestaande variabele te veranderen, maakt u gebruik van de knop 'Eigen variabelen' in het projectbedieningspaneel van Asbest Rapportage (zie afbeelding).

    Door op deze knop te klikken, wordt een lijst getoond van alle variabelen van dit project (zie afbeelding). Door te dubbelklikken op een regel uit deze lijst wordt het invulscherm getoond en kunnen wijzigingen worden doorgevoerd. N.B. deze knop wordt alleen zichtbaar als variabelen aanwezig zijn van voorgaande sessies.

    De waarde die u invult via een INPUTBOX-scriptcommando, mag meerdere regels bevatten. Zodoende kunt u hele blokken tekst invoeren.

  • Scriptcommando VARIABELE wordt gebruikt om de waarde van een variabele weer te geven op de gewenste plaats in een document. Rubriek 2 bevat de naam van de variabele (REKCODE). Op de positie waar het scriptcommando VARIABELE wordt aangeroepen, wordt de ingevoerde tekst die is toegewezen aan de variabelennaam weergegeven.


Afbeelding 8 - Invoeren van de waarde van een eigen variabele



Afbeelding 9 - Wijzigen waarde van een eigen variabele


Afbeelding 10 - Beschikbare eigen variabelen van een project

Voorbeeld:

Stel dat het aantal bijlagen dat bijgevoegd wordt in een rapport afgedrukt moet worden, maar dat dit aantal variabel is en het daarom wenselijk is dat dit per project aangegeven moet worden door de auteur. Door het gebruik van het volgende scriptcommando in uw scriptbestand kan dit gerealiseerd worden:

            INPUTBOX|Geef aantal bijlagen|AANTALBIJLAGEN|

hierdoor verschijnt na het toetsen van één van de rapportbuttons een invulscherm met de vraag 'Geef aantal bijlagen'. In dit invulscherm kunt u vervolgens het aantal bijlagen invoeren; b.v. '4'.

Door daarna het scriptcommando VARIABELE te gebruiken in het scriptbestand, wordt het aantal bijlagen op de juiste plaatst ingevoegd:

            TEKST|Aantal bijlage(n): |

            VARIABELE|AANTALBIJLAGEN|

Hierdoor wordt achter de tekst 'Aantal bijlage(n): ' het door u ingevoerde getal '4' geplaatst.

4.10 Het Macro-commando gebruiken


 

Om de opmaakmogelijkheden voor de export naar Word nog beter aan uw eigen wensen aan te passen, is het mogelijk om de standaard bij Word geleverde macro's vanuit het scriptbestand aan te roepen. De mate van opmaak kan daardoor nog verder aan uw wensen worden aangepast.

De scriptfaciliteit kent het scriptcommando MACRO om dit te realiseren. Het scriptcommando kent 1 extra rubriek waarin de uit te voeren macro met instellingen opgenomen moet worden.

Voorbeeld:

TEKST|INVENTARISATIE ASBESTHOUDEND MATERIAAL|
ALINEA|
LOCATIE|
TEKST| te |
PLAATSNAAM|
MACRO|StartOfLine|
MACRO|EndOfline 1|
MACRO|FormatChangeCase .Type = 2|
MACRO|CharRight 1|
ALINEA|

Afbeelding 11 - Gebruik van scriptcommando MACRO

De scriptregels geven een voorbeeld waarmee een regel met de straatnaam en de plaatsnaam wordt aangemaakt. Vervolgens verplaatst de cursor zich naar het begin van deze regel en selecteert de hele regel. De 'Case' van de letters wordt veranderd in hoofdletters en afsluitend wordt een 'pijltje-rechts' getoetst om de selectie ongedaan te maken en met de volgende regel verder te gaan.

Voor Word '97 moeten de commando's in het Engels worden ingevoerd.

Opmerking: Het gebruik van het MACRO commando luistert nauw. Als gedefinieerde macro's niet gevonden kunnen worden tijdens het genereren, dan zal in eerste instantie Word hierover één of meerdere keren een bericht geven waarop u kunt handelen en vervolgens zal ProBIS Rapportage u ook melden welke macro(s) niet kunnen worden gevonden. Deze melding geeft dus aan dat het commando niet kan worden gevonden in MIRAS.DOT of WWNULRP0.8 en dat deze dient te worden toegevoegd, of het kan natuurlijk ook betekenen dat u een typefout heeft gemaakt in het script.

4.11 Stukken script herhalen bij meervoudig te plaatsen documenten


 

Er zijn scriptcommandos beschikbaar waarmee een stuk uit te voeren script 'onthouden' kan worden en zonodig nogmaals uitgevoerd kan worden. Dit is nuttig omdat er bijvoorbeeld meer dan 1 situatieschets kan zijn en men elke tekening in een eigen paginaopmaak wil zien.

De faciliteit is zodanig opgezet dat er een startmoment in script opgenomen kan worden waarop de daaropvolgende scriptregels worden onthouden. Dit moment wordt aangezet met de scriptcommandos "REPEATSTART" of "HERHALENSTART" met in rubriek 2 de modus waarvoor het gaat gelden (zie onder). Binnen de scriptregels die vervolgens tot het eindpunt worden doorlopen, moet dan ook het scriptcommando voorkomen waarvoor de modus geldt, anders heeft het geen effect.

Nadat de scriptregels voor de opmaak zijn doorlopen in het script, wordt het onthouden gestopt en het herhalen geactiveerd met "REPEATEIND" of "HERHALENEIND" met in rubriek 2 opnieuw de modus. Het programma bekijkt dan of er meer dan 1 eenheid is te plaatsen. Is dat het geval dan worden de onthouden scriptregels nogmaals uitgevoerd en er verschijnt dan een tweede bladzijde die identiek is aan de eerste die aangemaakt is, behalve dan dat de afbeelding anders is.

Voorbeeld van het gebruik:

                TEKST|Bijlage tekening.|
                HERHALENSTART|SITUATIESCHETS|
                TEKST|Hieronder ziet u een tekening.|
                SITUATIESCHETS|0|||||1|
                PAGINA|
                HERHALENEIND|SITUATIESCHETS|

De tekst 'Bijlage tekening' wordt slechts éénmaal getoond. Als er meer dan 1 tekening is dan worden er dus meerdere pagina's aangemaakt en op elke pagina verschijnt de tekst 'Hieronder ziet u een tekening' en een tekening.

De modussen voor rubriek 2 die op dit moment mogelijk zijn:

  • "1" of "SITUATIESCHETS" of "BIJLAGE_SITUATIESCHETS" voor de scriptcommandos SITUATIESCHETS en BIJLAGE_SITUATIESCHETS
  • "2" Of "KADASTRALETEKENING" voor het scriptcommando KADASTRALETEKENING
  • "3" Of "ANALYSERESULTATEN" Of "BIJLAGE_ANALYSERESULTATEN" voor de scriptcommandos ANALYSERESULTATEN en BIJLAGE_ANALYSERESULTATEN
  • "4" of "SMARTDOCUMENTEN" of "BIJLAGE_SMARTDOCUMENTEN" voor de scriptcommandos SMARTDOCUMENTEN en BIJLAGE_SMARTDOCUMENTEN

 

5 Scriptcommando's


 

De volgende tabel bevat omschrijvingen van alle in Asbest Rapportage beschikbare scriptcommando's in alfabetische volgorde. Meer informatie over de functionele groepen van commando's wordt in voorgaande hoofdstukken gegeven.

5.1 Commando's


  Script Commando's

5.2 Snippets


  Deze sectie toont Snippets die u kunt gebruiken in uw scripts.

5.2.1 Revisietabel


  Met de volgende snippet kunt u een revisietabel in uw rapport toe laten voegen. Deze werk in combinatie met het eigen formulier EIGENFORMULIER_Raport_Revisie.INI dat u kunt verkrijgen via de GCS helpdesk.

'********** Kop ************
TABEL|11|2|
TABELKOLOMBREEDTE|4|
VET|
TEKST|Revisie nummer|
VET|
VOLGENDECEL|
TABELKOLOMBREEDTE|12.3|
VET|
TEKST|Omschrijving|
VET|

'********** Inhoud *********
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 1|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie1|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 2|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie2|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 3|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie3|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 4|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie4|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 5|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie5|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 6|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie6|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 7|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie7|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 8|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie8|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 9|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie9|
VOLGENDECEL|
TEKST|Revisie nr. 10|
VOLGENDECEL|
FORMULIERVARIABELE|Revisie10|

EINDETABEL|

5.2.2 Tekst in bepaalde kleur presenteren


  Met de volgende snippet kunt u een stukje tekst met een andere kleur laten presenteren.

TEKST|Dit is tekst in de basiskleur |
MACRO|FormatFont .color=2|
TEKST|en tekst in blauw |
MACRO|FormatFont .color=3|
TEKST|en tekst in cyaan |
MACRO|FormatFont .color=4|
TEKST|en tekst in groen |
MACRO|FormatFont .color=5|
TEKST|en tekst in paars |
MACRO|FormatFont .color=6|
TEKST|en tekst in rood |
MACRO|FormatFont .color=7|
TEKST|en tekst in geel |
MACRO|FormatFont .color=8|
TEKST|en tekst in wit |
MACRO|FormatFont .color=9|
TEKST|en tekst in donkerblauw |
MACRO|FormatFont .color=10|
TEKST|en tekst in donkergroen |
MACRO|FormatFont .color=16|
TEKST|en tekst in grijs25% |
MACRO|FormatFont .color=1|
TEKST|en tekst in standaard opmaak|
ALINEA|

Geeft als resultaat:

Om andere kleuren te gebruiken kan ook gebruik worden gemaakt van een macro die de kleur instelt en vervolgens een macro die de kleur weer terugbrengt naar het originele.